Papier is de drager van de inhoud van je boek en belangrijk in functie van de doelstellingen en de beleving van je boek. Papier kan je zien, voelen en ruiken. Later gaan we in detail in op welk papier je voor welk soort boek kiest. Nu kijken we wat papier is en hoe het gemaakt wordt.
Pulp vormt de basis van papier en kan op twee manieren aangemaakt worden:
Naald- of loofboomhout wordt versnipperd en vermalen tot losse vezels. Door toevoeging van water ontstaat pulp. Bij het winnen van de vezels (die voornamelijk uit cellulose bestaan) uit hout komt lignine vrij. Lignine verkleurt onder invloed van licht met een vergeling van het papier tot gevolg. De lignine wordt verwijderd en de overblijvende vezels worden gebleekt. Hierdoor worden de cellen wit.
Er kan ook oud papier gebruikt worden. Dit wordt in water opgelost, gereinigd, ontinkt en gebleekt.
De pulp, die nog voor 99% uit water bestaat, wordt over een zeef geleid waardoor het water gedeeltelijk verdwijnt. Daarna wordt het papier tussen rollen geperst. De vezels worden platgedrukt. Vervolgens wordt het papier gedroogd tussen met stoom verhitte walsen. Het waterpercentage daalt daardoor naar 6 tot 10% naargelang de papiersoort.
Het papier dat op een gigantische rol gewikkeld is, wordt daarna versneden.
Men kan papier op verschillende manieren onderverdelen.
De belangrijkste onderverdeling voor toepassingen in drukwerk, is deze tussen ongestreken en gestreken papier.
Ongestreken papier (uncoated)
Uncoated papier is ruwer en meer poreus waardoor de inkt meer geabsorbeerd wordt en kleuren minder fel doorkomen. Een puntje dat gedrukt wordt, verandert in een sterretje. Dit effect (puntvergroting) speelt vooral in offsetdruk omdat daar met natte inkten gewerkt wordt. Uncoated papier wordt bijv. als briefpapier gebruikt, omdat het ietwat ruwere oppervlak het papier ook geschikt maakt voor laser- of inkjetprinters.
Ongestreken papier wordt vaak ook offsetpapier genoemd (ook al wordt het evenzeer in digitaal drukwerk gebruikt).
Gestreken papier (coated paper)
Tijdens het walsen wordt het papier veredeld via machine coating (maco). Daarbij wordt een vulmiddel aangebracht tussen de vezels die het papier bepaalde extra eigenschappen geeft (glans, zachtheid, verminderde inktabsorptie, waterbestendigheid, UV-bestendigheid, ...). Daarna wordt het papier gestreken. Hoe meer het gestreken wordt, hoe dichter de vezels bij elkaar komen en hoe beter de kleurweergave bij het drukken wordt. Een gedrukt puntje blijft een puntje. Een coated papier is aangewezen wanneer de kleuren in je drukwerk zoveel mogelijk dienen overeen te komen met de kleuren in je ontwerp.
Het papier kan ook gepolijst worden. Dit geeft een glanzend (glossy) papier als resultaat.
Omdat de papiervezels sterker op elkaar gedrukt zitten zal een gestreken papier bij eenzelfde gewicht toch dunner aanvoelen. Het meest gebruikelijke gestreken papier in boeken is bijv. 135 gr. Dat voelt (qua dikte en stijfheid) ongeveer hetzelfde aan als een ongestreken papier van 90 gr (ook al weegt het de helft meer).
Gestreken papier wordt ook wel "kunstdrukpapier" genoemd, o.a. omwille van zijn goede kleurweergave. In strikte zin is kunstdrukpapier een gestreken papier van erg hoge kwaliteit.
Bij de papierproductie treden er immers lichte verschillen op tussen bijv. de binnenbanen van de rol en de buitenbanen. De binnenbanen zullen bij het drukwerk een betere stabiliteit van het papier garanderen. Die stabiliteit speelt een grote rol in digitaal drukwerk, omdat het papier daarbij extreem snel tot extreem hoge temperaturen wordt verhit.
Door toevoeging van kleurstoffen, chemische componenten (optische witmakers, siliconen, ...), andere vezels (katoen, hennep, ...) of door behandelingen tijdens het walsen (linnenpersing, verlijming, ...) ontstaan er eindeloos veel papiervarianten.
Comments